Zwanger​schap & geboorte
-
Voorkennis; Bevruchting
-
Klievingsdelingen & innesteling
-
Zwangerschap & embryonale ontwikkeling
-
Geboorte van het kind
<
>
In de voorgaande paragrafen hebben we geleerd hoe er bij de ovulatie een eicel vrijkomt uit de eierstokken van een vrouw. Ook hebben we geleerd hoe deze eicel in de eileider bevrucht kan worden door een zaadcel van de man.
In deze paragraaf gaan we kijken hoe een bevruchting van een eicel uiteindelijk kan leiden tot de geboorte van het kindje. Voordat we gaan kijken naar de zwangerschap, herhalen we even het proces van bevruchting van de eicel.
In deze paragraaf gaan we kijken hoe een bevruchting van een eicel uiteindelijk kan leiden tot de geboorte van het kindje. Voordat we gaan kijken naar de zwangerschap, herhalen we even het proces van bevruchting van de eicel.
Bevruchting
|
Bij geslachtsgemeenschap kan na een orgasme van de man sperma, met daarin 100 tot 400 miljoen zaadcellen, in de vagina komen.
Dit zijn er zoveel omdat er onderweg naar de eicel veel zaadcellen worden gedood door de zure omgeving, omdat ze vast komen te zitten of omdat ze worden aangevallen door witte bloedcellen. |
De zaadcellen bewegen zich dan met behulp van hun zweepstaart voort in de richting van de baarmoeder en de eileiders. De bevruchting van een eicel door een zaadcel vindt plaats in een eileider. |
|
|
Bevruchting kan plaatsvinden als de kop van de zaadcel de eicel binnendringt. De zweepstaart blijft achter. Zodra de kop de eicel is binnengedrongen, wordt de buitenste laag van de eicel ondoordringbaar. Hierdoor is het voor andere zaadcellen niet meer mogelijk om de eicel binnen te dringen. Van de 100 tot 400 miljoen zaadcellen is er dus slechts een die de eicel daadwerkelijk kan bevruchten.
|
Bij de bevruchting versmelten de kernen van de zaadcel en de eicel. Zo ontstaat een unieke combinatie van DNA. |
|
|
De bevruchte eicel gaat zich meteen een aantal keer delen. De eerste delingen van de bevruchte eicel (zygote) noem je klievingsdelingen. Hierbij delen de cellen zich zonder dat er groei van de cellen plaatsvindt. Het klopje cellen wat daarbij ontstaat gaat vervolgens via de eileider naar de baarmoeder. |
De wand van de baarmoeder bestaat uit een dikke laag spieren die aan de binnenkant met slijmvlies is bekleed. Het baarmoederslijmvlies is intussen erg dik geworden en bevat veel bloedvaten. Als het klompje cellen in de baarmoeder aankomt, neem hij eerst een aantal dagen voedingsstoffen op uit zijn omgeving.
|
|
|
Vijf tot zeven dagen na de ovulatie gaat het klompje zich (onder invloed van hormonen) vastzetten in de wand van de baarmoeder. Dit noem je innesteling. Het baarmoederslijmvlies wordt dan niet afgestoten en er vindt geen menstruatie plaats. |
|
Het uitblijven van de menstruatie is vaak een van de eerste tekenen dat een vrouw zwanger is. Daarnaast kan de vrouw last krijgen van vermoeidheid, een verandering opmerken in de borsten en/ of last krijgen van misselijkheid en braken.
Om er zeker van te zijn dat de vrouw zwanger is kan ze een zwangerschapstest afnemen. Deze testen zijn bij de apotheek en drogist zonder recept te verkrijgen. Vooral een positieve uitslag van dergelijke testen zijn zeer betrouwbaar. Ook de huisarts of een arts van het consultatiebureau kan een zwangerschapstest bij de vrouw afnemen. Maar hoe werken deze testen eigenlijk? |
|
De vrouw is nu zwanger. Het kind dat zich in de baarmoeder ontwikkelt noem je de eerste paar weken een embryo. Vanaf de achtste week na de bevruchting tot aan de geboorte spreekt men van een foetus. |
De eerste weken van de zwangerschap zorgt het baarmoederslijmvlies voor de voeding van het embryo. Daarna ontstaat in de baarmoederwand de placenta/ moederkoek. Dat is een speciaal weefsel dat ontstaat uit vroege cellen van het embryo (extra- embryonaal weefsel). Het embryo is via de navelstreng verbonden met de placenta. Het bloed van de moeder stroomt niet door het embryo, maar blijft door dunne vliezen gescheiden van het bloed van het embryo. |
|
In de placenta lopen de bloedvaten van het embryo vlak langs het bloed van de moeder. Hierdoor kunnen stoffen worden uitgewisseld van het bloed van de moeder naar het bloed van het embryo en andersom. Zo gaan zuurstof en voedingsstoffen van het bloed van de moeder naar het bloed van het embryo en worden afvalstoffen van het embryo afgegeven aan het bloed van de moeder. |
Om het embryo heen liggen twee vruchtvliezen; het amnion en het chorion. In het amnion bevindt zich vloeistof, het vruchtwater. Het embryo drijft in het vruchtwater en is hierdoor beschermt tegen stoten, uitdroging en wisselingen van temperatuur. Bovendien kan het embryo hierin gemakkelijk bewegen. |
|
|
Het embryo groeit uit tot foetus en zal na ongeveer 38 weken ver genoeg ontwikkeld zijn om geboren te worden. Gedurende de zwangerschap treden er veel veranderingen op in het embryo/ de foetus. Vanuit een enkele cel bij bevruchting ontstaan vele miljarden cellen die samen een kind vormen.
Niet alleen het embryo/ de foetus ondergaat veel veranderingen, ook het lichaam van de moeder verandert in de zwangerschap drastisch. |
Melkklieren in de borsten van de vrouw ontwikkelen zich en bereiden zich voor om het pasgeboren kind te voorzien van moedermelk. De borsten worden hierdoor groter.
Tijdens het groeien van de foetus worden ook de organen in de buikholte van de moeder aan de kant gedrukt. Dit kan een hoop ongemakken met zich mee brengen. Zo kunnen vrouwen last krijgen van hun maag of vaker de aandrang voelen om naar het toilet te gaan. |
|
De eerste verschijnselen van de bevalling zijn meestal de weeën. Hormonen die worden afgegeven door de foetus en de placenta zorgen ervoor dat de spieren in de baarmoederwand zich met tussenpozen krachtig gaan samentrekken. |
|
|
Tijdens deze weeën worden de baarmoederhals en baarmoedermond wijder. Dat heet ontsluiting. Het kan soms wel twintig uur duren voor de ontsluiting voldoende groot is om het hoofdje erdoor te laten.
Bij de ontsluitingsfase breken meestal de vruchtvliezen, waardoor het vruchtwater via de vagina wegvloeit. |
Als er voldoende ontsluiting is om het hoofdje erdoor te laten, vindt de uitdrijving plaats.
De weeën worden steeds krachtiger en ook de spieren in de buikwand gaan zich samentrekken. Door deze persweeën wordt het kind naar buiten geperst. De uitdrijving kan van enkele seconden tot wel twee uur duren. |
|
Direct na de geboorte worden restjes slijm uit de mond en luchtwegen van de baby gehaald. De baby begint meestal meteen te huilen. Dat is een goed teken: de ademhaling is op gang gekomen en de baby vult zijn longen voor het eerst met lucht. Vervolgens wordt de navelstreng afgeklemd en doorgeknipt. Het deel van de navelstreng dat aan de baby vastzit droogt in ongeveer een week uit en valt dan af. Hierdoor ontstaat bij het kind een litteken op de bui, de navel. |
Na de uitdrijving is de bevalling nog niet helemaal afgelopen. De placenta en de resten van de navelstreng en de vruchtvliezen worden door samentrekkingen van de baarmoederwand losgewoeld. Ze worden ongeveer een kwartier na de baby uitgedreven. We noemen dit de nageboorte. Dit kan worden bespoedigd door een injectie met een bepaald hormoon. De verloskundige of arts controleert of de nageboorte compleet is.
|
|
Bij een dwarsligging komt de baby door een operatie via de buikwand (keizersnede) ter wereld. Ook bij een stuitligging wordt het kind vaak geboren via een keizersnede. Een dwarsligging komt niet vaak voor. |
|