ยง5.3 Horen & Zien
-
Intro
-
De oren
-
De ogen
-
Werking van het oog
-
De pupilreflex
-
Extra instructievideo
<
>
welke naam hoor jij ?
En? Wat hoorde jij?
In §5.1 "je omgeving waarnemen" hebben we geleerd dat niet iedereen prikkels op dezelfde manier verwerkt in de hersenen. Je waarneming kan beïnvloed worden door onder andere gewenning en motivatie. Maar je hersenen kunnen je ook voor de gek houden.
Het filmpje hierboven laat zien dat jongere kinderen vaak gevoeliger zijn voor hoge tonen. In het filmpje hoor je een audiofragment wat (door een verkeerde opname te maken) veel ruis bevat. Dat wil zeggen veel hoge tonen en lage tonen door elkaar heen. Dan is het maar net wat jij beter hoort!
Alle prikkels samen zorgen voor een bepaalde waarneming. Denk maar aan reuk en smaak. Zo werkt het natuurlijk ook met je gehoorzintuig. Naar mate we ouder worden kunnen we steeds minder goed horen. Met name het horen van de hoge tonen gaat het eerst achteruit. Je krijgt dan natuurlijk minder prikkels binnen, maar wat er over blijft kan ineens iets heel anders betekenen.
In je oren en ogen zitten zintuigen, maar hoe werken die nou eigenlijk?
In deze paragraaf leer je wat de oren en de ogen zijn. We gaan kijken uit welke delen de oren en ogen bestaan en wat hun functie is.
In §5.1 "je omgeving waarnemen" hebben we geleerd dat niet iedereen prikkels op dezelfde manier verwerkt in de hersenen. Je waarneming kan beïnvloed worden door onder andere gewenning en motivatie. Maar je hersenen kunnen je ook voor de gek houden.
Het filmpje hierboven laat zien dat jongere kinderen vaak gevoeliger zijn voor hoge tonen. In het filmpje hoor je een audiofragment wat (door een verkeerde opname te maken) veel ruis bevat. Dat wil zeggen veel hoge tonen en lage tonen door elkaar heen. Dan is het maar net wat jij beter hoort!
Alle prikkels samen zorgen voor een bepaalde waarneming. Denk maar aan reuk en smaak. Zo werkt het natuurlijk ook met je gehoorzintuig. Naar mate we ouder worden kunnen we steeds minder goed horen. Met name het horen van de hoge tonen gaat het eerst achteruit. Je krijgt dan natuurlijk minder prikkels binnen, maar wat er over blijft kan ineens iets heel anders betekenen.
In je oren en ogen zitten zintuigen, maar hoe werken die nou eigenlijk?
In deze paragraaf leer je wat de oren en de ogen zijn. We gaan kijken uit welke delen de oren en ogen bestaan en wat hun functie is.
Verklaring Yanny vs Laurel
|
Als je aan de oren denkt, denk je misschien alleen aan de buitenkant, je oorschelp. Maar een groot deel van de oren ligt in je hoofd. Je kunt je oren opdelen in drie verschillende delen. Je buitenoor, middenoor en binnenoor. |
Buitenoor.
In de oren liggen je gehoorzintuigen. Met je oorschelp vang je geluiden (trillende lucht) op. Deze trillingen gaan vervolgens door de gehoorgang tot deze tegen het trommelvlies aankomen. Het trommelvlies gaat daardoor ook trillen. |
|
Middenoor
|
Achter het trommelvlies ligt de trommelholte (middenoor). Hier bevinden zich de gehoorbeentjes. Het trommelvlies geven de trillingen door aan de gehoorbeentjes. De gehoorbeentjes versterken de trillingen en geven dit door aan het binnenoor. |
De buis van Eustachius verbindt de trommelholte met de keelholte. De wanden van de buis liggen meestal tegen elkaar aan gedrukt. Als je slikt of gaapt, gaat de buis open. Hierdoor wordt de luchtdruk aan beide zijde van het trommelvlies gelijk. Dit is nodig om het trommelvlies goed te laten trillen. |
|
Binnenoor
Het binnenoor heeft eigenlijk een functie bij twee zintuigen. 1. Het gehoorzintuig. Hier worden in het slakkenhuis de trillingen omgezet in impulsen die via de gehoorzenuw naar de hersenen gaan. 2. Het evenwichtsorgaan. Hier leer je later meer over. |
|
|
In het slakkenhuis liggen zintuigcellen die de trillingen opvangen en impulsen opwekken. Deze impulsen worden vervolgens via de gehoorzenuw naar de hersenen gestuurd en verwerkt waardoor je geluid waar kan nemen. |
In onderstaande video zie je hoe geluid vanaf de trilling van de lucht tot de verwerking in de hersenen precies verloopt.
Verdieping: de bouw en werking van de oren.
Wil je meer weten over de bouw en de werking van het oor? neem dan de onderstaande presentatie en video door.
Ook met je ogen kun je de wereld om je heen waarnemen. Net als bij je oren kun je aan de buitenkant slechts een klein gedeelte van het oog zien.
|
Boven je oog zitten je wenkbrauwen. De kleine haartjes van je wenkbrauw zorgen ervoor dat zweet of ander vocht niet zomaar in je ogen loopt. De wimpers beschermen de ogen tegen vuil en te fel licht. |
Onder de huid bij de ogen liggen de traanklieren. Deze klieren maken traanvocht. Als je knippert, verspreiden je oogleden het traanvocht over de ogen. Traanvocht zorgt ervoor dat de ogen niet uitdrogen en het spoelt kleine stofjes weg. Een buis voert het overtollige traanvocht weer af naar de neusholte |
|
|
Het oog heeft een diameter van ongeveer 2,5 cm. Het witte gedeelte van de oogbal noemen we het harde oogvlies.
Het gekleurde gedeelte van het oog is de iris. Het zwarte rondje in je iris is een opening om licht door te laten. Dit heet je pupil |
Aan het harde oogvlies zitten oogspieren vast. De oogspieren draaien de ogen in de richting waar je kijkt. |
|
|
De oogbol is voor het grootste gedeelte gevuld met een geleiachtige vloeistof: Het glasachtig lichaam. Deze vloeistof zorgt er onder andere voor dat de vorm van het oog behouden blijft. |
De wand van het oog bestaat uit drie lagen. De buitenste laag is het harde oogvlies. De middelste laag is het vaatvlies, hierin liggen veel bloedvaten. De binnenste laag is het netvlies, hierin liggen de zintuigcellen. |
|
|
Als je ergens naar kijkt komt licht via je pupil je oog binnen. Achter de iris en de pupil bevindt zich de lens. De lens zorgt ervoor dat je scherp kunt zien. In het netvlies, recht tegenover de pupil ligt de gele vlek. Met de zintuigcellen in de gele vlek kun je het scherpst zien. De plaats waar de oogzenuw het oog verlaat het de blinde vlek. Hier zitten geen zintuigcellen. |
In de zintuigcellen ontstaan impulsen die via de oogzenuw naar de hersenen gaan. In de hersenen worden deze impulsen verwerkt tot een beeld wat jij kunt zien. |
|
|
Lichtstralen komen je ogen binnen door de lens. De lens verbuigt het licht waardoor het beeld ondersteboven op het netvlies valt. Je hersenen zorgen ervoor dat het beeld weer wordt "rechtgezet". |
De lens kan dikker of dunner worden. Hierdoor zorgt de lens ervoor dat de lichtstralen precies op de gele vlek vallen waardoor je scherp kunt zien.
Bij sommige mensen werkt de ooglens niet goed. De lichtstralen komen dan niet precies op het netvlies terecht, maar ervoor of erachter. Je ziet dan niet scherp. Iemand is dan bijziend of verziend. Slechtziendheid kan worden gecorrigeerd met een bril of contactlenzen. |
|
Bijziend
|
Als iemand bijziend is, kan diegene alleen dichtbij scherp zien. In de verte ziet diegene dan niet scherp.
Je krijgt dan een bril met holle lenzen. Deze verbuigen het licht wat je oog binnenkomt dusdanig dat het uiteindelijke plaatje precies op je netvlies valt. |
Verziend
Als iemand verziend is kan diegene alleen in de verte goed zien. Dichtbij kan diegene niet scherp zien. Je krijgt dan een bril met bolle lenzen waardoor de lichtstralen weer precies op je netvlies komen. |
|
|
Licht komt je oog binnen door de pupil. De pupil kan groter en kleiner worden, afhankelijk van de hoeveelheid licht. Dit noem je de pupilreflex. Met de pupilreflex wordt de hoeveelheid licht geregeld die op het netvlies valt. |
Bij veel licht wordt de pupil klein. Er komt dan minder licht het oog binnen. Bij zwak licht wordt de pupil juist groter. Een grote pupil laat veel licht binnen. Daardoor kun je toch zien als het bijna donker is.