§5.5 Gedrag
In de vorige paragrafen hebben we geleerd dat we de wereld om ons heen waarnemen met onze zintuigen. Deze prikkels worden in zintuigcellen omgezet in impulsen welke via onze zenuwen de hersenen bereiken. Als je je bewust bent van je omgeving kun je hier ook bewust op reageren.
-
Wat is gedrag?
-
Reageren & Motivatie
-
Aangeboren & aangeleerd
-
Sociaal gedrag & gedrag van mensen
-
Observatie & interpretatie
<
>
|
In deze paragraaf gaan we dieper in op de wijze waarop wij reageren op onze omgeving. Alles wat een dier doet, is gedrag. Bijvoorbeeld als een mens lacht, ergens naar kijkt, geluid maakt, slaapt en zelfs gewoon stilstaan is gedrag. |
De verschillende handelingen volgen elkaar in een vaste volgorde op. De ene handeling leidt tot de volgende handeling. Het effect van spieden bijvoorbeeld, is het opmerken van de prooi. Dit leidt dan weer tot de volgende handeling: sluiplopen.
Als het effect van de ene handeling leidt tot volgende handeling noemen je dat een gedragsketen. Bij stekelbaarsjes is dit ook goed te zien in de gedragsketen van het baltsgedrag (voortplantingsgedrag). Het effect van bijvoorbeeld de zigzagdans van de man leidt tot de baltshouding bij het vrouwtje, dit leidt op zijn beurt weer tot het zwemmen naar het nest van de man enzovoorts. Je ziet hier dat beide dieren gedrag laten zien dat gebaseerd is op de handelingen van het andere geslacht. Het doel van zowel het mannetje als het vrouwtje is zichzelf voortplanten. |
Reageren
|
Een prikkel is een invloed van de omgeving op een organisme. Zintuigen reageren op een prikkel door impulsen naar de hersenen te sturen. Als je reageert op een prikkel, sturen de hersenen impulsen naar de spieren. Een reactie op een prikkel heet een respons. |
Er bestaan verschillende soorten prikkels. Iemand kan dorst krijgen en gaan drinken. Dorst is een interne prikkel die in het lichaam ontstaat. We noemen dit een inwendige prikkel. Andere prikkels komen van buiten het lichaam. Je ziet en ruikt bijvoorbeeld een lekker verfrissend drankje. Een uitwendige prikkel komt van buiten het lichaam en kun je waarnemen met je zintuigen. |
|
|
Niet alleen dieren, maar alle organismen kunnen reageren op prikkels. Het kruidje-roer-me-niet reageert bijvoorbeeld op aanraking van de bladeren. |
Motivatie
Motivatie is de bereidheid tot het verrichten van bepaald gedrag. Als je al veel hebt gegeten, is je motivatie erg laag om nog een boterham te eten. De prikkel "ruiken van vers brood" leidt dan niet tot eetgedrag. Maar als je honger hebt, is je motivatie om te eten erg hoog. Dezelfde prikkel,"ruiken van vers brood", leidt dan wel tot een respons. |
|
Veel gedrag van dieren is aangeleerd gedrag. Dit gedrag ontstaat door het te leren. Een peuter leert bijvoorbeeld met een lepel te eten en een kat leert om de kattenbak te gebruiken. |
|
Sociaal gedrag
Bij veel dieren wordt het gedrag beïnvloed door soortgenoten. Het gedrag van soortgenoten naar elkaar noem je sociaal gedrag. Bij sociaal gedrag is een handeling van een soortgenoot een prikkel voor een eigen handeling.
|
Een prikkel of handeling bij sociaal gedrag noem je een signaal. Het opsteken van een hand is een signaal aan een soortgenoot. Dieren (en dus ook mensen) gebruiken signalen om met elkaar te communiceren. Voorbeelden van signalen bij mensen zijn lichaamshouding, gebaren en real. |
Gedrag van mensen
Het gedrag van mensen is anders dan dat van andere dieren. Mensen denken na over hun gedrag en beoordelen het gedrag van anderen. Veel mensen vinden het prettig als de mensen om hen heen ongeveer hetzelfde gedrag vertonen als zijzelf. Afwijkend gedrag wordt vaak slecht gevonden. Om goed te kunnen samenleven, hebben mensen daarom normen en waarden voor hun gedrag
Normen zijn gedragsregels waarvan veel mensen vinden dat je je er aan moet houden. Een soort ongeschreven regels dus. Denk maar aan bijvoorbeeld: je mag iemand bijvoorbeeld niet uitschelden of tegen hen vloeken. De norm 'je mag iemand niet uitschelden' is gebaseerd op de waarde 'respect'.
Waarden zijn dingen die mensen belangrijk vinden. Voorbeelden zijn eerlijkheid, respect, rechtvaardigheid en vrijheid.
Een hand opsteken is een signaal. Dit signaal kan verschillende betekenissen hebben. Om de betekenis van een signaal te begrijpen kijk je niet alleen naar de opgestoken hand, maar ook naar de context. Met andere woorden, je kijkt ook naar de situatie, de gezichtsuitdrukking en de lichaamshouding. Daardoor weet je dat het meisje iets wilt zeggen, dat de jongen iemand groet en dat de moeder een high five geeft.
|
Het feitelijke gedrag dat je waarneemt noem je een observatie. Bijvoorbeeld bij een hond die kwispelt, is de observatie : de hond beweegt zijn staart heen en weer. Wat jij denkt dat dit gedrag betekent, noem je de interpretatie. Bijvoorbeeld: De hond is blij. |
|