ยง6.2 bestuiving
-
Intro
-
Nectar, stuifmeel & bestuiving
-
Insectenbloemen
-
Windbloemen
-
Animatie Bestuiving
<
>
In de vorige paragraaf hebben we gekeken naar de bouw en de functie van bloemen. We hebben geleerd dat stuifmeelkorrels de mannelijke geslachtscellen zijn en dat er in een zaadbeginsel een eicel zit (vrouwelijke geslachtscel). Pas als deze samensmelten kan er een zaad groeien. In deze paragraaf gaan we kijken hoe de stuifmeelkorrels bij de eicellen kan komen.
Veel bloemen hebben grote en opvallende gekleurde kroonbladeren. Daarmee lokken ze insecten. Insecten komen ook af op de geur en op de nectar van een bloem. |
|
De witte dovenetel, maar ook veel andere bloemen bevatten nectar. Nectar is een zoet sap dat insecten aantrekt. Bijen verzamelen deze nectar en maken er honing van voor hun jongen (de larven).
In de video zie je hoe een bij op een bloem is geland. De bij zit onder het stuifmeel. Als de bij naar een andere bloem vliegt, neemt hij het stuifmeel mee. Zo komt het stuifmeel op een andere bloem terecht. |
Niet alleen bijen verspreiden het stuifmeel. Ook andere insecten, kolibries en sommige vleermuizen verspreiden het stuifmeel
Kruisbestuiving & zelfbestuiving
Veel bloemen hebben zowel meeldraden als een stamper. Stuifmeel van de meeldraden kan dan terechtkomen op de stempel van de stamper in dezelfde bloem. Dit heet zelfbestuiving.
Sommige planten hebben meerdere bloemen. Stuifmeel kan dan ook van de ene bloem terechtkomen op de stempel van een andere bloem aan dezelfde plant. Ook dat heet zelfbestuiving. Stuifmeel kan ook terechtkomen op de stempels van bloemen aan een andere plant (van dezelfde soort). Dat heet kruisbestuiving.
Bloemen waarbij insecten voor de bestuiving zorgen, heten insectenbloemen. Insectenbloemen hebben meestal grote en opvallend gekleurde kroonbladeren. Hierdoor worden insecten gelokt. Insecten komen ook af op de geur van de nectar.
In de afbeelding zie je een insect in een bloem. Het insect zoekt nectar. Daarbij raakt het de meeldraden. Het stuifmeel blijft aan zijn lichaam kleven. In de volgende bloem komt het insect met zijn lichaam tegen de stempel. De stuifmeelkorrels op zijn lichaam blijven aan de stempel plakken. Een insect kan zo tientallen bloemen bestuiven.
Bij windbloemen blaast de wind het stuifmeel weg. Hier hoeft de plant dus geen gebruik te maken van insecten voor de verspreiding van het stuifmeel. Door de wind kan het stuifmeel bij toeval op een stempel van een andere bloem van dezelfde soort komen. Die kans is best klein. Windbloemen maken dan ook veel stuifmeel in verhouding tot insectenbloemen. Hierdoor wordt de kans groter dat één van de stuifmeelkorrels toch de juiste stempel kan bereiken. |
Windbloemen zijn vaak klein en onopvallend gekleurd. De kroonbladeren zijn meestal groen. De helmknoppen van een windbloem hangen meestal buiten de bloem. Hierdoor kan de wind het stuifmeel gemakkelijk wegblazen. De stempels zijn groot en vertakt. Ook de stempels steken meestal buiten de bloem. Daardoor is de kans groter dat er stuifmeel op komt. |